We vertrekken ’s morgens met de eerste brugopening. Het is 66 mijl, een behoorlijk eind varen en we moeten daar ook weer met hoogwater aankomen (anders staat er geen water in de haven, het valt er helemaal droog). Er zou een zonnetje schijnen, maar die zit verborgen achter de wolken. We hebben last van een zeemist en het is een beetje koud. Dus, muts op, handschoenen aan en proberen een plekje uit de wind te pakken te krijgen.
Net na de lunch voelen we ineens iets raars. We schrikken allebei op en weten het meteen: er zit iets in de schroef. De zetten zo snel als maar kan de motor in z’n vrij. In z’n vooruit, in z’n achteruit. Niets helpt. Het schip trilt als ik weet niet wat. Vast iets van touw dat we niet uit de schroef krijgen (ondanks onze touwsnijder die op de schroefas zit). We kunnen er wel mee varen, alleen op een laag toerental. Het is te koud om de nieuwe duikbril uit te proberen en we spreken af dat we later in de haven een ‘plongeur’ zullen regelen (Wim/ Paul: we missen jullie nu al!).
Later steekt er een licht windje op. Mooi moment om de rolgennaker uit te proberen. Zo lopen we rond 16.00 uur tussen de in een nevel gehulde, voor anker liggende zeeschepen door bij Le Havre. Dan wordt het tijd om te gaan vissen. Het kunstaas wordt aan de hengel vastgemaakt en we hopen even dat we niet beet hebben. We weten allebei niet zo goed wat we met onze vangst zouden moeten. Even proberen en oefenen is al voldoende voor nu. We vangen gelukkig niets.
Als Jan even gaat rusten, zie ik steeds dolfijnen achter en naast onze boot. Ik film ze, als bewijsmateriaal, anders denk hij dat ik ‘m in de maling neem. Ik kook een eenvoudige, maar lekkere maaltijd en we eten om en om. Rond 20.30 uur lopen we de haven van Port-en-Bessin binnen. Er is een kade, maar drijvende steigers ontbreken. Het is even puzzelen hoe het ook al weer zat met de lijnen. Het hoogteverschil in de haven is zo’n 2 meter. De Beaujoli heeft het gemakkelijker. Zij komen langszij bij ons liggen, maar wij zullen alert moeten blijven op de lijnen. We besluiten om vannacht iedere twee uur de wekker te zetten om een en ander te controleren.
Bij aankomst hebben we meteen heel wat bekijks. Net alsof de mensen daar nooit een zeilboot zien. Op zich klopt dat wel een beetje. Het is een echte vissershaven en we zijn de enige twee zeilboten die hier nu zijn. In de Reeds hebben we gelezen dat er plek is voor 6 tot 8 boten en dat je niet langer dan 48 uur mag blijven. Het is een drukte van jewelste. Voordat ik het weet lopen er twee Fransozen op en in onze boot rond. Typisch gevalletje ‘Mogen we even binnenkijken’. Later staat Jan met een knulletje van een jaar of 3 achter het stuurwiel (‘Mag hij even sturen?’). Ik snap niet waarom het zo druk is. Oké het is zaterdagavond, maar het is toch pas half april?! Maar als we op de Beaujoli zitten en er vuurwerk losbarst, pal boven ons hoofd begin ik in te zien dat de menigte vooral voor het vuurwerk komt (en dus niet alleen voor ons). Op de Beaujoli maken we plannen voor de komende dagen. Plan voor morgen is in ieder geval om op de fiets naar Arromanches te gaan.
’s Nachts kan ik niet slapen. Jan snurkt en er is veel reuring op de kade naast ons. Er is een hoop geschreeuw van dronken jongeren. Ik hoor vreemde geluiden aan de boot. Geluiden die ik niet ken. Ik ben op m’n qui-vive. Kijk uit mijn raampje. Er klopt iets niet… Opeens denk ik iemand aan boord te horen. Ik gil en maak Jan wakker en zeg dat er iemand aan boord is. ‘Schiet op’. Jan gaat op onderzoek uit en ziet van achter een raam dat een Fransoos op z’n gemak een van onze lijnen op de kade aan het losknopen is. Jan gaat als een speer naar buiten en de dronken pubers schieten alle kanten op. Wat blijkt: dat was ons laatste lijntje naar de kant. De rest hadden ze allemaal losgemaakt en in het water gegooid! Ik sta in mijn ponnetje buiten te roepen ‘Pourqoi?’ en ‘Idiote!’. De jongeren komen teruglopen en zeggen dat zij het niet hebben gedaan, maar andere jongens. Ja hoor. ‘Geef de lijnen maar, we helpen jullie wel…’. Uiteindelijk laten we ons helpen. Het duurt nog een tijdje voordat ik de slaap weer kan vatten.